check

US /tʃek/
UK /tʃek/
"check" picture
1.

controleren, nakijken

examine something in order to determine its accuracy, quality, or condition

:
•
Please check your answers carefully.
Controleer uw antwoorden zorgvuldig.
•
The mechanic will check the car's brakes.
De monteur zal de remmen van de auto controleren.
:
inspectmonitorverifyconfirmexamine
2.

stoppen, tegengaan

stop or slow down the progress of something undesirable

:
•
The new policy aims to check the spread of the virus.
Het nieuwe beleid is gericht op het tegengaan van de verspreiding van het virus.
•
He tried to check his anger.
Hij probeerde zijn woede te bedwingen.
:
curbhaltrestraincontrollimit
1.

controle, stop

a sudden stop or slowing of a process or activity

:
•
The unexpected obstacle caused a sudden check in their progress.
De onverwachte hindernis veroorzaakte een plotselinge vertraging in hun vooruitgang.
•
The doctor ordered a full health check.
De dokter beval een volledige gezondheidscontrole.
:
inspectionexaminationhaltstoprestraint
2.

ruit, ruitpatroon

a pattern of squares, typically in two colors

:
•
The tablecloth had a red and white check pattern.
Het tafelkleed had een rood en wit ruitpatroon.
•
He wore a shirt with a blue and green check.
Hij droeg een overhemd met een blauw en groen ruitpatroon.
:
plaidgridpattern
3.

schaak, aanval op de koning

(in chess) a direct attack on the king, forcing the player to move or protect the king

:
•
He moved his knight and put the king in check.
Hij verplaatste zijn paard en zette de koning schaak.
•
The queen delivered a decisive check.
De koningin gaf een beslissende schaak.
4.

cheque

a written order to a bank to pay a stated sum from the drawer's account to the payee named on it

:
•
I wrote a check for the rent.
Ik schreef een cheque voor de huur.
•
Can I pay by check?
Kan ik met een cheque betalen?
:
bank draftmoney order
:
checkedcheck incheck oncheck intocheck outcheck-uphealth check