examination
US /ɪɡˌzæm.əˈneɪ.ʃən/
UK /ɪɡˌzæm.əˈneɪ.ʃən/
1.
onderzoek, inspectie, studie
a detailed inspection or study of something
:
•
The doctor conducted a thorough examination of the patient.
De dokter voerde een grondig onderzoek uit bij de patiënt.
•
The police began their examination of the crime scene.
De politie begon met hun onderzoek van de plaats delict.
2.
examen, toets
a formal test of a person's knowledge or proficiency in a subject or skill
:
•
She passed her driving examination with flying colors.
Ze slaagde met vlag en wimpel voor haar rij-examen.
•
Students are preparing for their final examinations next month.
Studenten bereiden zich voor op hun laatste examens volgende maand.