cap

US /kæp/
UK /kæp/
"cap" picture
1.

pet, muts

a soft flat hat, typically with a visor

:
He wore a baseball cap to the game.
Hij droeg een baseballpet naar de wedstrijd.
She pulled her woolly cap down over her ears.
Ze trok haar wollen muts over haar oren.
2.

dop, deksel

a lid or cover for a container

:
Put the cap back on the bottle.
Doe de dop terug op de fles.
The pen has a protective cap.
De pen heeft een beschermende dop.
3.

limiet, maximum

an upper limit on an amount or output

:
There's a spending cap of $500 per person.
Er is een uitgavenlimiet van $500 per persoon.
The government imposed a cap on energy prices.
De regering legde een limiet op de energieprijzen.
1.

dichten, afsluiten

put a lid or cover on

:
Please cap the marker when you're done.
Gelieve de stift te dichten als je klaar bent.
He carefully capped the lens to protect it.
Hij dekte de lens zorgvuldig af om deze te beschermen.
2.

maximeren, begrenzen

put an upper limit on (an amount, especially of money)

:
The government plans to cap tuition fees.
De regering is van plan de collegegelden te maximeren.
They decided to cap the number of participants at 100.
Ze besloten het aantal deelnemers op 100 te maximeren.