hat
US /hæt/
UK /hæt/

1.
hoed, pet
a covering for the head, often with a brim and worn for warmth, sun protection, or fashion
:
•
She wore a wide-brimmed hat to protect herself from the sun.
Ze droeg een breedgerande hoed om zichzelf tegen de zon te beschermen.
•
He tipped his hat as a sign of respect.
Hij lichtte zijn hoed als teken van respect.
1.
een hoed opzetten, van een hoed voorzien
to provide with a hat
:
•
She hatted the child before they went out into the cold.
Ze zette het kind een muts op voordat ze de kou in gingen.
•
The team was hatted in their new uniforms for the parade.
Het team werd van hoeden voorzien in hun nieuwe uniformen voor de parade.