call up

US /kɔːl ˈʌp/
UK /kɔːl ˈʌp/
"call up" picture
1.

opbellen, bellen

to telephone someone

:
I need to call up my sister to wish her a happy birthday.
Ik moet mijn zus opbellen om haar een gelukkige verjaardag te wensen.
He promised to call me up as soon as he arrived.
Hij beloofde me op te bellen zodra hij aankwam.
2.

oproepen voor militaire dienst, in dienst roepen

to summon someone for military service

:
During the war, many young men were called up for duty.
Tijdens de oorlog werden veel jonge mannen opgeroepen voor dienst.
He was surprised when he received the letter to call him up.
Hij was verrast toen hij de brief ontving om hem op te roepen.
3.

oproepen, herinneren

to bring something to mind; to remember

:
I can't quite call up his name, but I know his face.
Ik kan zijn naam niet helemaal oproepen, maar ik ken zijn gezicht.
The old song called up many memories of my childhood.
Het oude liedje riep veel herinneringen aan mijn jeugd op.