recall
US /ˈriː.kɑːl/
UK /ˈriː.kɑːl/

1.
herinneren, terugroepen
to remember a particular fact, event, or situation from the past
:
•
I can't recall his name right now.
Ik kan zijn naam nu niet herinneren.
•
She could clearly recall the day they first met.
Ze kon de dag dat ze elkaar voor het eerst ontmoetten duidelijk herinneren.
2.
terugroepen, intrekken
to officially order the return of someone or something
:
•
The company decided to recall all defective products.
Het bedrijf besloot alle defecte producten terug te roepen.
•
The ambassador was recalled from his post.
De ambassadeur werd teruggeroepen van zijn post.
1.
herinnering, terugroeping
the act of remembering something
:
•
He has a good recall for faces.
Hij heeft een goed geheugen voor gezichten.
•
The old man's recall of past events was impressive.
De herinnering van de oude man aan vroegere gebeurtenissen was indrukwekkend.
2.
terugroepactie, terugroeping
an official order for someone or something to return
:
•
The company issued a product recall due to safety concerns.
Het bedrijf heeft een productterugroepactie uitgevaardigd vanwege veiligheidsproblemen.
•
The general ordered the immediate recall of troops.
De generaal beval de onmiddellijke terugroeping van troepen.