administer

US /ədˈmɪn.ə.stɚ/
UK /ədˈmɪn.ə.stɚ/
"administer" picture
1.

besturen, beheren

manage and be responsible for the running of (a business, organization, etc.)

:
•
The school is administered by a board of governors.
De school wordt bestuurd door een raad van bestuur.
•
He was appointed to administer the new department.
Hij werd aangesteld om de nieuwe afdeling te beheren.
:
managegovernsuperviseoverseedirect
2.

toedienen, verstrekken

dispense or apply (a remedy or drug)

:
•
The nurse will administer the medication.
De verpleegkundige zal de medicatie toedienen.
•
The doctor decided to administer a strong painkiller.
De dokter besloot een sterke pijnstiller toe te dienen.
:
dispensegiveapplyprovidesupply
3.

toedienen, uitdelen

deal out or dole out (justice or punishment)

:
•
The judge will administer justice fairly.
De rechter zal rechtvaardigheid eerlijk toedienen.
•
The government must administer punishment to criminals.
De overheid moet straf toedienen aan criminelen.
:
dispensemete outdeal outdole outapply