supervise
US /ˈsuː.pɚ.vaɪz/
UK /ˈsuː.pɚ.vaɪz/

1.
superviseren, toezicht houden op
observe and direct the execution of a task or activity
:
•
She was hired to supervise the construction of the new building.
Ze werd aangenomen om de bouw van het nieuwe gebouw te superviseren.
•
The manager needs to supervise his team more closely.
De manager moet zijn team nauwer superviseren.
2.
begeleiden, de leiding hebben over
be in charge of someone or something
:
•
Who will supervise the new interns?
Wie zal de nieuwe stagiairs begeleiden?
•
It's important to supervise children when they are near water.
Het is belangrijk om kinderen te begeleiden wanneer ze in de buurt van water zijn.