govern

US /ˈɡʌv.ɚn/
UK /ˈɡʌv.ɚn/
"govern" picture
1.

regeren, besturen, leiden

conduct the policy, actions, and affairs of (a state, organization, or people)

:
•
The new president will govern the country for the next four years.
De nieuwe president zal het land de komende vier jaar regeren.
•
Laws are made to govern human behavior.
Wetten zijn gemaakt om menselijk gedrag te reguleren.
:
ruleadministermanagecontrolregulate
2.

beheersen, beïnvloeden, bepalen

control, influence, or determine

:
•
The principles that govern his decisions are clear.
De principes die zijn beslissingen bepalen zijn duidelijk.
•
Emotions often govern human actions.
Emoties bepalen vaak menselijke acties.
:
controlinfluencedeterminedirectguide
:
governmentgovernancelocal governmentdata governance