dispense

US /dɪˈspens/
UK /dɪˈspens/
"dispense" picture
1.

uitdelen, verstrekken

distribute or provide (a service or information) to a number of people

:
The machine dispenses tickets.
De machine geeft kaartjes uit.
Pharmacists dispense medication.
Apothekers verstrekken medicatie.
2.

afschaffen, zich ontdoen van

manage without; get rid of

:
They decided to dispense with the formalities.
Ze besloten de formaliteiten te laten vallen.
We can dispense with the need for a physical meeting.
We kunnen de noodzaak van een fysieke vergadering afschaffen.