wife

US /waɪf/
UK /waɪf/
"wife" picture
1.

vrouw, echtgenote

a married woman considered in relation to her husband

:
My wife and I are going on vacation next month.
Mijn vrouw en ik gaan volgende maand op vakantie.
He introduced his wife to his colleagues.
Hij stelde zijn vrouw voor aan zijn collega's.