Betekenis van het woord partner in het Nederlands

Wat betekent partner in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

partner

US /ˈpɑːrt.nɚ/
UK /ˈpɑːrt.nɚ/
"partner" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

partner, vennoot

a person who takes part in an undertaking with another or others, especially in a business or company with shared risks and profits

Voorbeeld:
She became a junior partner in the law firm.
Ze werd een junior partner in het advocatenkantoor.
They formed a business partnership.
Ze vormden een zakelijke partnerschap.
2.

partner, levensgezel

either of a pair of people who are married or in a romantic relationship

Voorbeeld:
My partner and I are planning a trip to Italy.
Mijn partner en ik plannen een reis naar Italië.
They have been life partners for over 20 years.
Ze zijn al meer dan 20 jaar levenspartners.

Werkwoord

1.

partneren, samenwerken

to be the partner of (someone)

Voorbeeld:
He will partner her in the dance competition.
Hij zal haar partneren in de danswedstrijd.
The two companies decided to partner on the new project.
De twee bedrijven besloten te partneren aan het nieuwe project.
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: