Betekenis van het woord spouse in het Nederlands
Wat betekent spouse in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
spouse
US /spaʊs/
UK /spaʊs/

Zelfstandig Naamwoord
1.
echtgenoot, echtgenote, partner
a husband or wife, considered in relation to their partner
Voorbeeld:
•
Each spouse must sign the document.
Elke echtgenoot moet het document ondertekenen.
•
She introduced her spouse at the party.
Ze stelde haar echtgenoot voor op het feest.
Werkwoord
1.
trouwen, huwen
to be married to (someone)
Voorbeeld:
•
He was spoused to a woman from a noble family.
Hij was getrouwd met een vrouw uit een adellijke familie.
•
They plan to spouse their children to strengthen family ties.
Ze zijn van plan hun kinderen te huwen om familiebanden te versterken.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland