unite

US /juːˈnaɪt/
UK /juːˈnaɪt/
"unite" picture
1.

verenigen, bundelen, samenkomen

come together for a common purpose or action

:
The two companies decided to unite their efforts to develop a new product.
De twee bedrijven besloten hun inspanningen te bundelen om een nieuw product te ontwikkelen.
The community must unite against the proposed changes.
De gemeenschap moet zich verenigen tegen de voorgestelde veranderingen.
2.

verenigen, samenvoegen, samensmelten

make or become a single unit

:
The different parts of the machine unite to form a complex system.
De verschillende onderdelen van de machine verenigen zich tot een complex systeem.
The two rivers unite downstream to form a larger waterway.
De twee rivieren verenigen zich stroomafwaarts tot een grotere waterweg.