tube

US /tuːb/
UK /tuːb/
"tube" picture
1.

buis, slang

a long, hollow cylinder of metal, plastic, glass, etc., used for holding or transporting something, or for a passage for something

:
•
Water flows through the tube.
Water stroomt door de buis.
•
He squeezed the toothpaste tube.
Hij kneep in de tandpastatube.
:
pipehosecylinderconduit
2.

metro, ondergrondse

(British English) the London Underground railway system

:
•
I'll take the Tube to work.
Ik neem de metro naar mijn werk.
•
The Tube can be very crowded during rush hour.
De metro kan erg druk zijn tijdens de spits.
:
subwayundergroundmetro
3.

televisie, tv

(informal) a television set

:
•
What's on the tube tonight?
Wat is er vanavond op de buis?
•
He spent all day watching the tube.
Hij bracht de hele dag door met televisie kijken.
:
televisionTVtelly
1.

in een buis doen, door een buis leiden

to put into or provide with a tube

:
•
The blood sample was tubed for analysis.
Het bloedmonster werd in een buisje gedaan voor analyse.
•
They tubed the wires through the wall.
Ze voerden de draden door de muur.
:
pipechannelconvey
:
test tubebronchial tubefallopian tubeeustachian tubetube topgo down the tubes