hose

US /hoʊz/
UK /hoʊz/
"hose" picture
1.

slang

a flexible pipe for conveying water, used for watering gardens, extinguishing fires, etc.

:
•
He connected the hose to the faucet to water the plants.
Hij sloot de slang aan op de kraan om de planten water te geven.
•
The firemen used a powerful hose to put out the blaze.
De brandweerlieden gebruikten een krachtige slang om de brand te blussen.
:
pipetubeconduit
2.

kousen, panty

stockings or tights

:
•
She wore sheer nylon hose with her dress.
Ze droeg doorschijnende nylon kousen bij haar jurk.
•
In the past, men also wore hose.
Vroeger droegen mannen ook kousen.
:
stockingstightsnylons
1.

afspuiten, besproeien

to water with a hose

:
•
He spent the afternoon hosing down the patio.
Hij bracht de middag door met het afspuiten van het terras.
•
Remember to hose off your muddy boots before coming inside.
Vergeet niet je modderige laarzen af te spuiten voordat je naar binnen komt.
:
spraywaterrinse