token
US /ˈtoʊ.kən/
UK /ˈtoʊ.kən/
1.
teken, symbool
a thing representing something else
:
•
This gift is a token of my appreciation.
Dit geschenk is een teken van mijn waardering.
•
He gave her a small wooden bird as a token of his affection.
Hij gaf haar een klein houten vogeltje als teken van zijn genegenheid.
2.
3.
token, taaleenheid
a word, phrase, or other unit of language, especially as a distinct entity in a data set
:
•
Natural language processing often breaks sentences into individual tokens.
Natuurlijke taalverwerking splitst zinnen vaak op in individuele tokens.
•
Each word in the text is considered a distinct token.
Elk woord in de tekst wordt beschouwd als een afzonderlijk token.
1.
symbolisch, tekenend
serving as a symbol or reminder
:
•
The small ceremony was a token gesture of goodwill.
De kleine ceremonie was een symbolisch gebaar van goede wil.
•
They offered a token payment for the damages.
Ze boden een symbolische betaling aan voor de schade.