throw down

US /θroʊ daʊn/
UK /θroʊ daʊn/
"throw down" picture
1.

uitdagen, de handschoen neergooien

to challenge someone to a fight or competition

:
He decided to throw down the gauntlet and challenge the champion.
Hij besloot de handschoen neer te gooien en de kampioen uit te dagen.
The rival team threw down a challenge for a rematch.
Het rivaliserende team gooide een uitdaging voor een rematch.
2.

neergooien, gooien

to put something down forcefully or carelessly

:
He was so angry that he threw down his keys on the table.
Hij was zo boos dat hij zijn sleutels op tafel gooide.
She threw down her book and stormed out of the room.
Ze gooide haar boek neer en stormde de kamer uit.