take off

US /teɪk ɔf/
UK /teɪk ɔf/
"take off" picture
1.

uitdoen, afdoen

to remove something, especially clothing

:
•
Please take off your shoes before entering the house.
Gelieve uw schoenen uit te doen voordat u het huis binnengaat.
•
He took off his jacket because it was too warm.
Hij deed zijn jas uit omdat het te warm was.
:
removedoffsheddiscardstrip off
2.

opstijgen, vertrekken

(of an aircraft) to leave the ground and become airborne

:
•
The plane is scheduled to take off at 3 PM.
Het vliegtuig staat gepland om om 15.00 uur op te stijgen.
•
We watched the hot air balloon take off into the sky.
We keken hoe de heteluchtballon opsteeg in de lucht.
:
ascendlaunchlift offdepart
3.

succesvol worden, populair worden

to suddenly start to be successful or popular

:
•
Her career really took off after that movie.
Haar carrière schoot echt omhoog na die film.
•
The new product took off immediately after its launch.
Het nieuwe product sloeg onmiddellijk aan na de lancering.
:
flourishboomprospersoarskyrocket
4.

vertrekken, ervandoor gaan

to leave a place, especially suddenly or quickly

:
•
He took off as soon as he saw the police car.
Hij ging ervandoor zodra hij de politieauto zag.
•
We need to take off early to avoid traffic.
We moeten vroeg vertrekken om files te vermijden.
:
departleaveexitabscondflee
5.

aftrekken, korting geven

to deduct an amount from a total

:
•
The store will take off 20% for loyal customers.
De winkel zal 20% aftrekken voor trouwe klanten.
•
They took off the cost of shipping from the total bill.
Ze trokken de verzendkosten af van de totale rekening.
:
deductsubtractdiscountreduceknock off
:
take time offtake the edge offtake the lid offtake your hat off totake the gilt off the gingerbreadoffoff and on