current

US /ˈkɝː.ənt/
UK /ˈkɝː.ənt/
"current" picture
1.

huidig, actueel

belonging to the present time; happening or being used or done now

:
•
What's your current address?
Wat is je huidige adres?
•
The current trend is towards healthier eating.
De huidige trend is richting gezonder eten.
:
presentexistingcontemporaryup-to-datelatest
1.

stroom, stroming

a flow of water or air moving in a definite direction

:
•
The strong current pulled the boat downstream.
De sterke stroom trok de boot stroomafwaarts.
•
There's a cold air current coming from the window.
Er komt een koude luchtstroom uit het raam.
:
flowstreamdrifttide
2.

stroom, elektrische stroom

the flow of electricity through a conductor

:
•
A high voltage current can be dangerous.
Een hoogspanningsstroom kan gevaarlijk zijn.
•
The device requires a steady electric current to operate.
Het apparaat vereist een constante elektrische stroom om te werken.
:
electricitypowercharge
3.

stroom, tendens

the general tendency of opinion or thought

:
•
There's a strong current of discontent among the workers.
Er is een sterke stroom van onvrede onder de werknemers.
•
The political current is shifting towards more conservative views.
De politieke stroom verschuift naar meer conservatieve opvattingen.
:
trendtendencymovementdrift
:
currentlycurrent affairscurrent eventsalternating currentdirect currentcurrent liabilitycurrent account