transmission
US /trænˈsmɪʃ.ən/
UK /trænˈsmɪʃ.ən/
1.
overdracht, transmissie
the act or process of transmitting something, or the state of being transmitted
:
•
The transmission of data over the internet is very fast.
De overdracht van gegevens via internet is erg snel.
•
Disease transmission can be prevented by good hygiene.
Ziekteoverdracht kan worden voorkomen door goede hygiëne.
2.
transmissie, versnellingsbak
a mechanism in a vehicle that transmits power from the engine to the driving wheels
:
•
My car needs a new transmission.
Mijn auto heeft een nieuwe transmissie nodig.
•
The mechanic checked the car's automatic transmission.
De monteur controleerde de automatische transmissie van de auto.
3.
uitzending, radioprogramma
a broadcast or program sent out by radio or television
:
•
The live transmission of the concert was a success.
De live uitzending van het concert was een succes.
•
We watched the news transmission every evening.
We keken elke avond naar de nieuwsuitzending.