shrink

US /ʃrɪŋk/
UK /ʃrɪŋk/
"shrink" picture
1.

krimpen, verkleinen

become or make smaller in size or amount

:
The company's profits shrank by 10% last year.
De winst van het bedrijf kromp vorig jaar met 10%.
My sweater shrank in the wash.
Mijn trui kromp in de was.
2.

terugdeinzen, krimpen

move back or away, especially because of fear or disgust

:
She shrank back in horror at the sight.
Ze kromp terug van afschuw bij het zien.
He would never shrink from his responsibilities.
Hij zou nooit terugdeinzen voor zijn verantwoordelijkheden.
1.

psychiater

a psychiatrist

:
I think I need to see a shrink.
Ik denk dat ik naar een psychiater moet.
My friend is seeing a shrink for his anxiety.
Mijn vriend gaat naar een psychiater voor zijn angst.