separated

US /ˈsep.ə.reɪ.tɪd/
UK /ˈsep.ə.reɪ.tɪd/
"separated" picture
1.

gescheiden, apart

no longer living with your husband, wife, or partner

:
My parents have been separated for five years.
Mijn ouders zijn al vijf jaar gescheiden.
She is separated from her husband but not divorced.
Ze is gescheiden van haar man, maar niet gescheiden.
2.

gescheiden, afzonderlijk

placed or kept apart; divided

:
The children were separated into different groups.
De kinderen werden gescheiden in verschillende groepen.
The two buildings are separated by a narrow alley.
De twee gebouwen zijn gescheiden door een smalle steeg.
1.

scheiden, afzonderen

to cause to move or be apart

:
The fence separated the two properties.
Het hek scheidde de twee eigendommen.
You should separate the white clothes from the colored ones before washing.
Je moet de witte kleding scheiden van de gekleurde voordat je gaat wassen.