separated
US /ˈsep.ə.reɪ.tɪd/
UK /ˈsep.ə.reɪ.tɪd/

1.
2.
gescheiden, afzonderlijk
placed or kept apart; divided
:
•
The children were separated into different groups.
De kinderen werden gescheiden in verschillende groepen.
•
The two buildings are separated by a narrow alley.
De twee gebouwen zijn gescheiden door een smalle steeg.
1.
scheiden, afzonderen
to cause to move or be apart
:
•
The fence separated the two properties.
Het hek scheidde de twee eigendommen.
•
You should separate the white clothes from the colored ones before washing.
Je moet de witte kleding scheiden van de gekleurde voordat je gaat wassen.