run out of

US /rʌn aʊt ʌv/
UK /rʌn aʊt ʌv/
"run out of" picture
1.

op zijn, geen meer hebben

to use up or finish a supply of something

:
We've run out of milk, so I need to go to the store.
We zijn door de melk heen, dus ik moet naar de winkel.
The car suddenly ran out of gas on the highway.
De auto raakte plotseling zonder benzine op de snelweg.
2.

geen meer hebben, op zijn

to have no more time, patience, or energy for something

:
I've run out of patience with his excuses.
Ik ben door mijn geduld heen met zijn excuses.
We're running out of time to complete the project.
De tijd raakt op om het project af te ronden.