ride on
US /raɪd ɑːn/
UK /raɪd ɑːn/
1.
afhangen van, berusten op
to depend on something or be based on something
:
•
The success of the project will ride on your efforts.
Het succes van het project zal afhangen van jouw inspanningen.
•
His reputation rides on this one performance.
Zijn reputatie hangt af van deze ene prestatie.
2.
doorgaan, verdergaan
to continue to move or progress, often smoothly or easily
:
•
The cyclist continued to ride on despite the strong headwind.
De fietser bleef doorrijden ondanks de sterke tegenwind.
•
The show must ride on, even with technical difficulties.
De show moet doorgaan, zelfs met technische problemen.