ray

US /reɪ/
UK /reɪ/
"ray" picture
1.

straal, lichtstraal

a line of light extending from a luminous body

:
A ray of sunlight pierced through the clouds.
Een straal zonlicht drong door de wolken heen.
The lighthouse sent out a powerful ray of light.
De vuurtoren zond een krachtige lichtstraal uit.
2.

straaltje, vleugje

a small amount of a quality or feeling

:
There was a ray of hope in her eyes.
Er was een straaltje hoop in haar ogen.
He felt a ray of comfort after hearing the good news.
Hij voelde een straaltje troost na het horen van het goede nieuws.
3.

rog, zeerog

a type of fish with a flattened body and large, wing-like pectoral fins

:
We saw a large ray swimming near the coral reef.
We zagen een grote rog zwemmen bij het koraalrif.
Some species of rays can deliver an electric shock.
Sommige soorten roggen kunnen een elektrische schok afgeven.
1.

stralen, uitstralen

to emit rays of light

:
The sun began to ray through the morning mist.
De zon begon te stralen door de ochtendmist.
Her smile seemed to ray warmth and kindness.
Haar glimlach leek warmte en vriendelijkheid te uitstralen.