emit

US /iˈmɪt/
UK /iˈmɪt/
"emit" picture
1.

uitstoten, uitzenden, afgeven

produce and discharge (something, especially gas or radiation); send out

:
The sun emits light and heat.
De zon zendt licht en warmte uit.
The factory emits harmful pollutants into the atmosphere.
De fabriek stoot schadelijke verontreinigende stoffen uit in de atmosfeer.
2.

uitstoten, laten horen

make a sound

:
The dog emitted a low growl.
De hond liet een laag gegrom horen.
She emitted a sigh of relief.
Ze slaakte een zucht van verlichting.