range

US /reɪndʒ/
UK /reɪndʒ/
"range" picture
1.

bereik, scala, gamma

the area of variation between upper and lower limits on a particular scale

:
The price range for these cars is between $20,000 and $30,000.
De prijsklasse voor deze auto's ligt tussen $20.000 en $30.000.
The survey covered a wide range of topics.
Het onderzoek bestreek een breed scala aan onderwerpen.
2.

weide, bergketen

a large area of open land or mountains

:
The cattle grazed freely on the open range.
Het vee graasde vrijelijk op de open weide.
They hiked through the mountain range.
Ze wandelden door de bergketen.
3.

fornuis, kooktoestel

a large cooking stove with an oven and hotplates

:
She cooked dinner on the gas range.
Ze kookte het avondeten op het gasfornuis.
The kitchen has a modern electric range.
De keuken heeft een modern elektrisch fornuis.
1.

variëren, reiken

vary or extend between specified limits

:
The temperatures range from 10 to 25 degrees Celsius.
De temperaturen variëren van 10 tot 25 graden Celsius.
His interests range from classical music to modern art.
Zijn interesses variëren van klassieke muziek tot moderne kunst.
2.

rangschikken, opstellen

place or arrange in a specified order

:
The books were ranged neatly on the shelves.
De boeken waren netjes gerangschikt op de planken.
Soldiers were ranged along the wall.
Soldaten stonden opgesteld langs de muur.