align
US /əˈlaɪn/
UK /əˈlaɪn/

1.
uitlijnen, op één lijn brengen
place or arrange (things) in a straight line or in a particular relative position
:
•
Make sure to align the edges of the paper.
Zorg ervoor dat je de randen van het papier uitlijnt.
•
The planets align once every few decades.
De planeten lijnen uit eens in de paar decennia.
2.
afstemmen, overeenkomen
give support to (a person, organization, or cause)
:
•
The new policy will align with the company's long-term goals.
Het nieuwe beleid zal overeenkomen met de langetermijndoelen van het bedrijf.
•
It's important to align your actions with your values.
Het is belangrijk om je acties af te stemmen op je waarden.