ram

US /ræm/
UK /ræm/
"ram" picture
1.

ram

an uncastrated male sheep

:
•
The shepherd led the flock, with a large ram at its head.
De herder leidde de kudde, met een grote ram aan het hoofd.
•
The ram had impressive curled horns.
De ram had indrukwekkende gekrulde hoorns.
:
tup
2.

cilinder, ram

a device for forcing things together or for exerting pressure

:
•
The hydraulic ram was used to lift the heavy machinery.
De hydraulische cilinder werd gebruikt om de zware machines op te tillen.
•
A battering ram was used to break down the castle gate.
Een stormram werd gebruikt om de kasteelpoort te doorbreken.
1.

rammen, proppen

to strike or push with force

:
•
The car suddenly swerved and rammed into the barrier.
De auto zwenkte plotseling en ramde de barrière.
•
He had to ram the last few items into his suitcase.
Hij moest de laatste paar items in zijn koffer proppen.
:
strikehitcrashsmashforcethrustcramstuff