Betekenis van het woord quiz in het Nederlands

Wat betekent quiz in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

quiz

US /kwɪz/
UK /kwɪz/
"quiz" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

quiz, toets

a test of knowledge, especially a brief informal one, given to students

Voorbeeld:
The teacher gave us a pop quiz on history.
De leraar gaf ons een verrassingsquiz over geschiedenis.
I have a math quiz tomorrow.
Ik heb morgen een wiskundequiz.
2.

quiz, kennisspel

an informal competition or game in which participants answer questions on various subjects

Voorbeeld:
We had a fun pub quiz last night.
We hadden gisteravond een leuke pubquiz.
She won the general knowledge quiz.
Ze won de algemene kennisquiz.

Werkwoord

1.

ondervragen, toetsen

to test someone's knowledge, especially informally

Voorbeeld:
The professor decided to quiz the students on the last chapter.
De professor besloot de studenten te ondervragen over het laatste hoofdstuk.
My mom always likes to quiz me about my day.
Mijn moeder vindt het altijd leuk om me te ondervragen over mijn dag.
Leer dit woord op Lingoland