prod
US /prɑːd/
UK /prɑːd/

1.
por, duw
to poke or jab someone or something with a finger, foot, or pointed object
:
•
She gave him a gentle prod with her elbow to get his attention.
Ze gaf hem een zachte por met haar elleboog om zijn aandacht te trekken.
•
He gave the sleeping dog a gentle prod with his foot.
Hij gaf de slapende hond een zachte por met zijn voet.
2.
aansporing, stimulans
an act of stimulating or reminding someone to do something
:
•
The email was a gentle prod to finish the report.
De e-mail was een zachte aansporing om het rapport af te maken.
•
He needed a constant prod to stay focused on his studies.
Hij had een constante aansporing nodig om gefocust te blijven op zijn studie.
1.
2.
aansporen, stimuleren
to stimulate or remind someone to do something
:
•
His parents constantly had to prod him to do his homework.
Zijn ouders moesten hem constant aansporen om zijn huiswerk te maken.
•
The manager tried to prod the team into working faster.
De manager probeerde het team aan te sporen sneller te werken.