incite
US /ɪnˈsaɪt/
UK /ɪnˈsaɪt/

1.
aanzetten tot, aanwakkeren, uitlokken
to encourage or stir up (violent or unlawful behavior)
:
•
His speech was accused of trying to incite violence.
Zijn toespraak werd ervan beschuldigd geweld te willen aanwakkeren.
•
The leader's words could incite a riot.
De woorden van de leider kunnen een rel uitlokken.
2.
aansporen, aanmoedigen, stimuleren
to urge or persuade (someone) to act in a particular way
:
•
The coach tried to incite his team to victory.
De coach probeerde zijn team tot overwinning aan te zetten.
•
Her passion for justice helped incite others to join the cause.
Haar passie voor gerechtigheid hielp anderen aan te moedigen om zich bij de zaak aan te sluiten.