pan

US /pæn/
UK /pæn/
"pan" picture
1.

pan, koekenpan

a metal container with a handle, used for cooking food

:
Heat the oil in a large pan.
Verhit de olie in een grote pan.
She fried eggs in a non-stick pan.
Ze bakte eieren in een anti-aanbakpan.
2.

bak, schaal

a shallow container used for washing or for holding liquids or other materials

:
The prospector used a gold pan to sift through the riverbed.
De goudzoeker gebruikte een goudpan om de rivierbedding te zeven.
The cat used the litter pan.
De kat gebruikte de kattenbakbak.
1.

afkraken, bekritiseren

to criticize (someone or something) severely

:
The critics panned the new movie.
De critici kraakten de nieuwe film af.
His latest novel was panned by most reviewers.
Zijn nieuwste roman werd door de meeste recensenten afgekraakt.
2.

pannen, horizontaal bewegen

to move a camera horizontally in order to follow an object or to get a panoramic effect

:
The cameraman slowly panned across the landscape.
De cameraman panneerde langzaam over het landschap.
The director told him to pan right.
De regisseur zei hem naar rechts te pannen.