opener
US /ˈoʊ.pən.ɚ/
UK /ˈoʊ.pən.ɚ/

1.
opener, blikopener
a device for opening a container
:
•
Can you hand me the bottle opener?
Kun je me de flesopener aangeven?
•
I need a can opener for this tuna.
Ik heb een blikopener nodig voor deze tonijn.
2.
opener, opening
the first part of an event or series
:
•
The band played a great opener to start the concert.
De band speelde een geweldige opener om het concert te beginnen.
•
The first game of the season is always an exciting opener.
De eerste wedstrijd van het seizoen is altijd een spannende opener.