Betekenis van het woord schedule in het Nederlands

Wat betekent schedule in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

schedule

US /ˈskedʒ.uːl/
UK /ˈskedʒ.uːl/
"schedule" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

schema, rooster, tijdschema

a plan for carrying out a process or procedure, giving lists of intended events and times

Voorbeeld:
I need to check my schedule for next week.
Ik moet mijn schema voor volgende week controleren.
The train arrived on schedule.
De trein arriveerde op tijd.

Werkwoord

1.

plannen, inplannen

plan for an event or activity to take place at a particular time

Voorbeeld:
The meeting was scheduled for 10 AM.
De vergadering stond gepland om 10 uur 's ochtends.
We need to schedule a follow-up appointment.
We moeten een vervolgafspraak plannen.
Leer dit woord op Lingoland