loose

US /luːs/
UK /luːs/
"loose" picture
1.

los, loszittend

not firmly or tightly fixed in place; detached or detachable

:
The button on my shirt is loose.
De knoop op mijn shirt zit los.
Make sure the knot isn't too loose.
Zorg ervoor dat de knoop niet te los zit.
2.

los, vrij

not confined or restrained

:
The dog was running loose in the park.
De hond liep los in het park.
The criminal is still loose.
De crimineel is nog steeds op vrije voeten.
3.

wijd, ruim

(of clothes) not fitting tightly or closely

:
She prefers to wear loose clothing.
Ze draagt het liefst losse kleding.
These pants are too loose for me.
Deze broek is te wijd voor mij.
1.

loslaten, vrijlaten

set free; release

:
They decided to loose the hounds.
Ze besloten de honden los te laten.
The archer will loose an arrow.
De boogschutter zal een pijl afschieten.