leap

US /liːp/
UK /liːp/
"leap" picture
1.

springen, sprong maken

jump or spring a long way, to a great height, or with great force

:
The deer leaped over the fence.
Het hert sprong over het hek.
She had to leap to catch the ball.
Ze moest springen om de bal te vangen.
2.

snel bewegen, plotseling bewegen

move quickly and suddenly

:
He leaped out of bed when he heard the alarm.
Hij sprong uit bed toen hij het alarm hoorde.
The cat leaped onto the table.
De kat sprong op tafel.
1.

sprong, beweging

a forceful jump or sudden movement

:
He made a sudden leap for the ball.
Hij maakte een plotselinge sprong naar de bal.
It was a great leap forward for science.
Het was een grote sprong voorwaarts voor de wetenschap.