dart

US /dɑːrt/
UK /dɑːrt/
"dart" picture
1.

dart, pijltje

a small, slender, pointed missile that can be thrown or shot

:
•
He threw a dart at the target.
Hij gooide een dart naar het doel.
•
The blowgun shoots poisoned darts.
De blaaspijp schiet vergiftigde pijltjes.
:
arrowboltmissileprojectile
2.

schicht, sprong, snelle beweging

a sudden rapid movement

:
•
With a sudden dart, the rabbit disappeared into the bushes.
Met een plotselinge schicht verdween het konijn in de bosjes.
•
He made a quick dart for the door.
Hij maakte een snelle sprong naar de deur.
:
dashrushboltspringlunge
1.

schieten, spurten, vliegen

move suddenly and rapidly in a particular direction

:
•
The mouse darted across the floor.
De muis schoot over de vloer.
•
He darted out of the room.
Hij schoot de kamer uit.
:
dashrushboltspringlunge
:
darts