sway
US /sweɪ/
UK /sweɪ/

1.
2.
beïnvloeden, overtuigen
control or influence (a person or course of action)
:
•
He was easily swayed by public opinion.
Hij liet zich gemakkelijk beïnvloeden door de publieke opinie.
•
Don't let anyone sway you from your decision.
Laat niemand je van je beslissing afbrengen.
1.
schommeling, deining
a rhythmic movement to and fro
:
•
The gentle sway of the boat made her feel sleepy.
Het zachte schommelen van de boot maakte haar slaperig.
•
She moved with a graceful sway.
Ze bewoog met een sierlijke zwaai.