imprint
US /ɪmˈprɪnt/
UK /ɪmˈprɪnt/

1.
afdruk, indruk
a mark or impression made by pressure
:
•
The fossil showed the clear imprint of a fern leaf.
Het fossiel toonde de duidelijke afdruk van een varenblad.
•
He left the imprint of his hand in the wet cement.
Hij liet de afdruk van zijn hand achter in het natte cement.
2.
invloed, effect
a lasting effect or influence
:
•
The experience left a deep imprint on his memory.
De ervaring liet een diepe indruk achter in zijn geheugen.
•
Early childhood experiences can have a significant imprint on personality development.
Vroege jeugdervaringen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op de persoonlijkheidsontwikkeling.
1.
afdrukken, stempelen
to make a mark or design on a surface by pressing or stamping
:
•
The machine can imprint a logo onto various materials.
De machine kan een logo afdrukken op verschillende materialen.
•
The artist used a special tool to imprint the pattern onto the clay.
De kunstenaar gebruikte een speciaal gereedschap om het patroon op de klei te afdrukken.
2.
inprenten, vastleggen
to fix an idea or feeling firmly in someone's mind
:
•
The teacher tried to imprint the importance of honesty on her students.
De leraar probeerde het belang van eerlijkheid bij haar studenten te inprenten.
•
His words were deeply imprinted on her mind.
Zijn woorden waren diep ingeprent in haar geest.