hoot

US /huːt/
UK /huːt/
"hoot" picture
1.

roep, gehuil

a loud, sustained sound characteristic of an owl

:
•
We heard the distinct hoot of an owl in the distance.
We hoorden de kenmerkende roep van een uil in de verte.
•
The sudden hoot made me jump.
De plotselinge roep deed me opschrikken.
:
hootcryshoutyellscream
2.

toeter, fluit

a short, sharp sound made by a horn or whistle

:
•
The driver gave a quick hoot of the horn.
De chauffeur gaf een snelle toeter.
•
The train's distant hoot signaled its approach.
De verre fluit van de trein gaf zijn nadering aan.
:
tootblastwhistlebeep
3.

lachertje, grappenmaker

something or someone amusing or ridiculous

:
•
The whole situation was a real hoot.
De hele situatie was echt een lachertje.
•
He's a real hoot at parties.
Hij is echt een grappenmaker op feestjes.
:
laughjokeamusementfun
1.

roepen, huilen

to make a loud, sustained sound characteristic of an owl

:
•
The owl hooted from its perch in the tree.
De uil riep vanaf zijn zitplaats in de boom.
•
We heard the owls hooting all night.
We hoorden de uilen de hele nacht roepen.
:
cryshoutyellscream
2.

toeteren, fluiten

to make a short, sharp sound with a horn or whistle

:
•
He hooted his horn impatiently at the slow driver.
Hij toeterde ongeduldig naar de langzame bestuurder.
•
The referee hooted his whistle to signal the end of the game.
De scheidsrechter floot om het einde van de wedstrijd aan te geven.
:
tootblastwhistlebeep
3.

joelen, lachen

to express disapproval or contempt by shouting 'hoot!' or similar sounds

:
•
The crowd began to hoot at the poor performance.
Het publiek begon te joelen om de slechte prestatie.
•
They hooted with laughter at his silly joke.
Ze joelden van het lachen om zijn dwaze grap.
:
boojeerguffawchortle
:
hoot owlgive a hoot