high
US /haɪ/
UK /haɪ/

1.
2.
3.
belangrijk, hoog
important or serious
:
•
This is a matter of high importance.
Dit is een zaak van groot belang.
•
He holds a high position in the company.
Hij bekleedt een hoge functie in het bedrijf.
4.
uitgelaten, euforisch
feeling or showing great joy or excitement
:
•
She was high on life after winning the lottery.
Ze was uitgelaten van geluk na het winnen van de loterij.
•
The team was on a high after their victory.
Het team was uitgelaten na hun overwinning.