hand over
US /hænd ˈoʊ.vər/
UK /hænd ˈoʊ.vər/

1.
overhandigen, afgeven
to give something to someone, especially formally or officially
:
•
The suspect agreed to hand over the stolen goods to the police.
De verdachte stemde ermee in de gestolen goederen aan de politie te overhandigen.
•
Please hand over your passport at the check-in counter.
Gelieve uw paspoort bij de incheckbalie te overhandigen.
2.
overdragen, overgeven
to transfer control or responsibility of something to someone else
:
•
The old manager will hand over his duties to the new one next week.
De oude manager zal volgende week zijn taken aan de nieuwe overdragen.
•
The company was forced to hand over control to its creditors.
Het bedrijf werd gedwongen de controle aan zijn schuldeisers te overdragen.