walk into
US /wɔːk ˈɪntuː/
UK /wɔːk ˈɪntuː/

1.
binnenlopen, tegenaan lopen
to enter a place by walking, often unexpectedly or accidentally
:
•
I didn't see the glass door and almost walked into it.
Ik zag de glazen deur niet en liep er bijna tegenaan.
•
She walked into the room and everyone stopped talking.
Ze liep de kamer binnen en iedereen stopte met praten.
2.
in iets terechtkomen, tegen iets aanlopen
to encounter or experience something unexpectedly, often something negative
:
•
He walked into a trap set by his enemies.
Hij liep in een val die door zijn vijanden was gezet.
•
You might walk into some trouble if you're not careful.
Je zou in de problemen kunnen komen als je niet voorzichtig bent.