general

US /ˈdʒen.ər.əl/
UK /ˈdʒen.ər.əl/
"general" picture
1.

algemeen, wijdverspreid

affecting or concerning all or most people, places, or things; widespread

:
There is a general feeling of optimism.
Er is een algemeen gevoel van optimisme.
The general public is concerned about the economy.
Het algemene publiek maakt zich zorgen over de economie.
2.

algemeen, niet-gespecialiseerd

not specialized or limited in scope or function; diverse

:
He has a general knowledge of history.
Hij heeft een algemene kennis van geschiedenis.
The store sells general merchandise.
De winkel verkoopt algemene handelswaar.
1.

generaal

a commander of an army, or an officer of similar rank in the navy or air force

:
The General addressed his troops.
De generaal sprak zijn troepen toe.
She was promoted to General.
Ze werd gepromoveerd tot generaal.