broad

US /brɑːd/
UK /brɑːd/
"broad" picture
1.

breed

having an ample or considerable extent from side to side; wide

:
The river was very broad at this point.
De rivier was op dit punt erg breed.
He has broad shoulders.
Hij heeft brede schouders.
2.

breed, uitgebreid

covering a large number of subjects or a wide range of things

:
The course covers a broad range of topics.
De cursus behandelt een breed scala aan onderwerpen.
He has a broad knowledge of history.
Hij heeft een brede kennis van geschiedenis.
1.

vrouw

a woman (often used informally or disparagingly)

:
She's a tough broad, she can handle anything.
Ze is een stoere vrouw, ze kan alles aan.
Some old-timers still use the term 'broad' for a woman.
Sommige ouderen gebruiken nog steeds de term 'broad' voor een vrouw.