Betekenis van het woord garden in het Nederlands
Wat betekent garden in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
garden
US /ˈɡɑːr.dən/
UK /ˈɡɑːr.dən/

Zelfstandig Naamwoord
1.
tuin
a piece of ground adjoining a house, used for growing flowers, fruit, or vegetables.
Voorbeeld:
•
She spent the afternoon working in her garden.
Ze bracht de middag door met werken in haar tuin.
•
The house has a beautiful front garden.
Het huis heeft een prachtige voortuin.
Werkwoord
1.
tuinieren, beplanten
work in a garden; cultivate (a garden or plot of ground).
Voorbeeld:
•
I love to garden on weekends.
Ik hou ervan om in het weekend te tuinieren.
•
They plan to garden their backyard next spring.
Ze zijn van plan om hun achtertuin volgend voorjaar te beplanten.
Leer dit woord op Lingoland