garden-variety
US /ˌɡɑːrdnˈvəraɪəti/
UK /ˌɡɑːrdnˈvəraɪəti/
1.
alledaags, gewoon, standaard
ordinary; common; not special or unusual
:
•
It was just a garden-variety cold, nothing serious.
Het was gewoon een alledaagse verkoudheid, niets ernstigs.
•
He's a garden-variety politician, making the usual promises.
Hij is een alledaagse politicus, die de gebruikelijke beloften doet.