freeze out
US /friːz aʊt/
UK /friːz aʊt/

1.
buitensluiten, uitsluiten
to exclude someone from a group or activity by making them feel unwelcome or by not including them
:
•
The new manager tried to freeze out the older employees.
De nieuwe manager probeerde de oudere werknemers buiten te sluiten.
•
She felt like her colleagues were trying to freeze her out of the project.
Ze had het gevoel dat haar collega's haar uit het project probeerden te weren.
2.
uitschakelen, afstoten, verhinderen
to prevent something from happening or continuing by making conditions unfavorable
:
•
The company tried to freeze out smaller competitors by lowering prices.
Het bedrijf probeerde kleinere concurrenten uit te schakelen door de prijzen te verlagen.
•
The government's new policies could freeze out foreign investment.
Het nieuwe beleid van de regering zou buitenlandse investeringen kunnen afstoten.